Milieulijst 2021 vastgesteld.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft de Milieulijst 2021 vastgesteld. Deze lijst bevat de bedrijfsmiddelen die bij investering in 2021 kwalificeren voor de willekeurige afschrijving op milieu-investeringen (Vamil) en de milieu-investeringsaftrek (MIA).

Bron: Overig | besluit | IENW/BSK-2020/232844, Staatscourant 2020 nr. 62916 | 20-12-2020

Energielijst 2021 vastgesteld

De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft de Energielijst 2021 vastgesteld. In deze lijst zijn de bedrijfsmiddelen opgenomen die kwalificeren voor de energie-investeringsaftrek (EIA).

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | besluit | WJZ/ 20285216, Staatscourant 2020, nr. 65224 | 17-12-2020

Berekening kleinschaligheidsinvesteringsaftrek bij samenwerkingsverband.

Ondernemers, die investeren in bedrijfsmiddelen, hebben recht op kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). De hoogte van de KIA is afhankelijk van het investeringsbedrag. Het investeringsbedrag moet ten minste € 2.400 bedragen om recht op KIA te hebben. Boven deze drempel bedraagt de KIA 28% van het investeringsbedrag. Vanaf een investeringsbedrag van € 58.238 is de KIA een vast bedrag van € 16.307. Is het investeringsbedrag hoger dan € 107.848, dan daalt de KIA met 7,56% van het meerdere. Vanaf een investeringsbedrag van € 323.544 bedraagt de KIA € 0.

De Hoge Raad heeft een aantal arresten gewezen over de hoogte van de KIA voor ondernemers in samenwerkingsverbanden. De Hoge Raad merkt op dat iedere vennoot in een samenwerkingsverband fiscaal wordt geacht een eigen onderneming te drijven. De winst uit onderneming wordt per vennoot berekend. Dat geldt ook voor de KIA. Daarbij moet rekening gehouden worden met het voorschrift dat voor de berekening van de KIA van een vennoot de investeringen van het samenwerkingsverband worden samengeteld. Dit voorschrift is bedoeld om te voorkomen dat de KIA van de gezamenlijke ondernemers van het samenwerkingsverband hoger is dan de KIA voor een eenmanszaak of een bv bij eenzelfde investeringsbedrag. Volgens dit voorschrift wordt het voor de leden van het samenwerkingsverband geldende percentage van de KIA bepaald alsof de onderneming voor rekening van één belastingplichtige wordt gedreven.

Sinds het Belastingplan 2010 wordt de KIA echter niet meer altijd uitgedrukt in een percentage van het investeringsbedrag. In een eerder arrest over de KIA voor een ondernemer in een samenwerkingsverband, die naast de investeringen door het samenwerkingsverband nog andere investeringen had gedaan, moet volgens de Hoge Raad een tussenstap worden gemaakt als het eigen investeringsbedrag van de ondernemer niet valt binnen de bandbreedte waarin het bedrag valt van de eigen investeringen vermeerderd met de investeringen van de overige leden voor het samenwerkingsverband. In de wet is deze tussenstap niet geregeld. De Hoge Raad hanteert de berekeningswijze voor de desinvesteringsbijtelling door het bedrag aan KIA dat hoort bij het totale investeringsvolume uit te drukken in een percentage daarvan.

Deze methodiek heeft de Hoge Raad ook toegepast bij een vennoot in een vof. De vof kende twee vennoten. Het totale investeringsbedrag van de vof bedroeg € 119.385 in 2016. Bij dat investeringsbedrag behoorde een bedrag aan KIA van € 15.687 verminderd met 7,56% van (€ 119.385 -/- € 103.748) = € 14.504. De vennoot heeft in 2016 geen investeringen in buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen gedaan. Zijn KIA bedroeg 14.504/119.385 maal € 59.692,50 is € 7.252.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2020825, 19/02419 | 07-05-2020

Waardering grond op openingsbalans

Bij het einde van een onderneming moet de ondernemer afrekenen met de Belastingdienst over de in de onderneming aanwezige meerwaarde.  Voor zover het bezittingen van de onderneming betreft bestaat de meerwaarde uit het verschil tussen de verkoopopbrengst of de waarde in het economische verkeer en de boekwaarde van de bezitting.

In een procedure bij de Hoge Raad was de boekwaarde van landbouwgrond in geschil. Omdat op grond niet wordt afgeschreven, betrof de discussie de waardering van de grond op de openingsbalans van de ondernemer. De grond was in verpachte staat aangekocht door de echtgenote van een landbouwer. Aanvankelijk verpachtte zij de grond aan haar echtgenoot. Per 31 december 2000 werd de nog lopende pachtovereenkomst beëindigd zonder enige vergoeding voor de pachter. De onderneming werd voortgezet in een maatschap tussen beide echtgenoten. De vrouw bracht het recht van gebruik en genot van de grond in. Zij rekende de grond tot haar buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen. Op de openingsbalans per 1 januari 2001 werd de grond opgenomen voor de waarde in vrij opleverbare staat.

Naar het oordeel van de Hoge Raad was dat niet terecht. Volgens de maatschapsakte kwam aan de echtgenoot het gebruiksrecht van de grond toe. Dat gebruiksrecht had een waardedrukkend effect. Dit waardedrukkende effect was aanwezig op het moment waarop de grond tot het buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen van de echtgenote ging behoren omdat de grond toen niet meer in vrij opleverbare staat verkeerde. De waarde van de grond op de openingsbalans is gesteld op 50% van de waarde vrij opleverbaar

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2020628, 18/02575 | 16-04-2020

Investeringsaftrek 2020

De regeling van de investeringsaftrek is bedoeld om investeringen door ondernemers in bedrijfsmiddelen te bevorderen. Er zijn drie vormen van investeringsaftrek:

  • kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA);
  • energie-investeringsaftrek (EIA) en
  • milieu-investeringsaftrek (MIA).

KIA
Voor investeringen in bedrijfsmiddelen kan KIA worden genoten indien het totale investeringsbedrag in 2020 ligt tussen € 2.400 en € 323.544. Er geldt een minimumbedrag per bedrijfsmiddel van € 450. Vanaf een investeringsbedrag van € 2.400 bedraagt de investeringsaftrek 28% van het investeringsbedrag. De maximale KIA bedraagt € 16.307. Dit bedrag wordt bereikt bij een investeringsbedrag tussen € 58.238 en € 107.848. Bij een hoger investeringsbedrag dan € 107.848 daalt de KIA met 7,56% van het meerdere, totdat deze nihil bedraagt bij een investeringsbedrag van € 323.544.

EIA
Het tarief van de EIA voor investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen bedraagt in 2020 45% van het investeringsbedrag. De lijst met bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor EIA is aangepast. Het maximale investeringsbedrag waarover aftrek wordt verleend bedraagt € 122 miljoen. Voor het recht op EIA moet het investeringsbedrag per bedrijfsmiddel ten minste € 2.500 bedragen. Een overzicht van de voor EIA kwalificerende bedrijfsmiddelen is te vinden op de website van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland.

MIA
De tarieven van de MIA voor investeringen in bedrijfsmiddelen die zijn aangewezen als milieu-investeringen zijn niet gewijzigd. De lijst met bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor MIA is wel aangepast. De MIA bedraagt voor investeringen:

  • in categorie I 36,0%;
  • in categorie II 27,0%;
  • in categorie III 13,5%.

Voor het recht op MIA moet het investeringsbedrag per bedrijfsmiddel ten minste € 2.500 bedragen. Er geldt een maximumbedrag van € 25 miljoen per belastingplichtige en per bedrijfsmiddel waarover MIA wordt verleend.

Vamil
In aanvulling op de MIA geldt voor milieu-investeringen de Vamilregeling. Deze regeling staat vervroegde afschrijving toe op milieu-investeringen tot 75% van de aanschafwaarde. De resterende 25% moet regulier worden afgeschreven.

Een overzicht van de voor MIA/Vamil kwalificerende bedrijfsmiddelen is te vinden op de website van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland.

Desinvesteringsbijtelling
Indien bedrijfsmiddelen, waarvoor eerder investeringsaftrek is genoten, binnen vijf jaar na aanvang van het investeringsjaar worden vervreemd of van bestemming veranderen (bijvoorbeeld van eigen gebruik naar verhuur) wordt de winst verhoogd met een desinvesteringsbijtelling. Er geldt een drempel voor de desinvesteringsbijtelling van € 2.400.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | Nr. 2019-0000203012, St.crt. 2019, 66707 | 03-01-2020

Aftrekposten voor ondernemers in 2020

Oudedagsreserve
De toevoeging aan de oudedagsreserve voor een ondernemer bedraagt in 2020 9,44% van de winst, maar maximaal € 9.218. De toevoeging wordt verminderd met ten laste van de winst gekomen pensioenpremies.

Ondernemersaftrek
Een ondernemer voldoet aan het urencriterium als hij op jaarbasis ten minste 1.225 uur en de helft van zijn arbeidstijd aan zijn onderneming besteedt. Door te voldoen aan het urencriterium heeft de ondernemer recht op ondernemersaftrek. De ondernemersaftrek omvat:

  • de zelfstandigenaftrek;
  • de aftrek voor S&O-werk;
  • de meewerkaftrek;
  • de startersaftrek arbeidsongeschikten;
  • de stakingsaftrek.

De zelfstandigenaftrek is verlaagd naar € 7.030. De aftrek voor S&O-werk bedraagt in 2020 € 12.980. Wie in een van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en in deze periode niet meer dan tweemaal de S&O-aftrek heeft toegepast, heeft recht op een verhoogde aftrek S&O-werk. De verhoging bedraagt € 6.494. De overige bedragen van de ondernemersaftrek zijn niet gewijzigd. De ondernemersaftrek in de hoogste inkomensschijf vindt plaats tegen een gereduceerd tarief van 46% in plaats van het tabeltarief van 49,5%.

Gemengde kosten
Gemengde kosten zijn kosten met een deels zakelijk, deels privé karakter. Voor gemengde kosten geldt een beperking van de mate waarin zij in aftrek komen op de winst. De volgende kosten zijn voor 80% aftrekbaar:

  • kosten van voedsel, drank en genotmiddelen;
  • kosten van representatie, inclusief recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak;
  • kosten van congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke.

De ondernemer kan er voor kiezen 20% van de werkelijke gemengde kosten niet in aftrek te brengen. Als alternatief kan de ondernemer de kosten volledig in aftrek brengen en de winst verhogen met een vast bedrag van € 4.700.

Mkb-winstvrijstelling
De mkb-winstvrijstelling voor ondernemers is niet gewijzigd in 2020 en bedraagt 14% van de winst.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | Nr.2019-0000203012, St.crt. 2019,66707 | 03-01-2020